©
Trouw
Soms echt, soms onecht
Door Wilma Kieskamp
2004-17-02
Minstens driehonderd vrouwen hebben hun ouders of anderen beschuldigd
van seksueel misbruik, nadat ze in therapie herinneringen kregen. Een
aantal vrouwen meldt nu dat die -soms zeer bizarre- verhalen hen zijn
aangepraat. Zijn therapeuten doorgeslagen? Nee, zeggen behandelaars,
,,eerder de patiënten.''
Het kan, zegt psychologe dr. Nel Draijer, die zelf naast haar werk als
onderzoekster bij de Vrije Universiteit geregeld slachtoffers van seksueel
misbruik behandelt. ,,Herinneringen kunnen heel lang zoek zijn.'' Zelf
heeft ze in haar klinische praktijk de afgelopen jaren ook meegemaakt
dat patiënten herinneringen terugvonden aan seksueel misbruik in
hun vroegste jeugd. Pas in therapie kwam, in soms moeilijk te duiden
puzzelstukjes, het verhaal naar boven. Af en toe een zeer gruwelijk
verhaal. Soms moeilijk te geloven.
Haar research naar het getraumatiseerde geheugen maakte Draijer omstreden,
in de ogen van sommigen. Volkomen ten onrechte, vindt ze. ,,Ik word
getypecast als iemand die altijd één kant van de zaak
zou bekijken. Dat klopt niet. Ik ben altijd neutraal geweest. Maar men
wil mij zien als die 'enge' therapeute, die alles maar gelooft wat haar
patiënten bijelkaar fantaseren. Misschien komt het doordat incest
nu eenmaal leidt tot polarisering: óf het is waar óf het
is niet waar. Kennelijk is het bijzonder moeilijk om een én-én-visie
te hebben, zoals ik.''
Na tien jaar is de zogenaamde memory war, het felle debat over de betrouwbaarheid
van herinneringen in therapie, sinds vorige week ten einde. De Gezondheidsraad
heeft een 140 pagina's tellend rapport uitgebracht over de vraag of
herinneringen die in therapie naar boven komen, betrouwbaar zijn. Nel
Draijer was een van de leden van de onderzoekscommissie.
De conclusie van het polderrapport: soms zijn herinneringen echt, soms
zijn ze onecht -maar de therapeut kan er niet over oordelen en mag er
ook niet over oordelen, al zal hij of zij voor zichzelf zeker een hypothese
vormen. Het is onmogelijk om in therapie achteraf feiten of de juridische
waarheid te reconstrueren. Therapeuten moeten uitkijken dat ze herinneringen
niet zelf 'sturen'.
Draijer zegt dat ze nooit heeft gestuurd. ,,Natuurlijk niet.'' Ze kent
de verhalen uit de media over vrouwen die melden dat zij in therapie
wel degelijk gevoerd zijn, met suggesties, met hints, met duiding van
vage dromen en tekeningen die steeds naar één conclusie
leidden: ernstig misbruik. De vrouwen die nu naar buiten treden als
spijtoptanten, zeggen dat ze zieker uit therapie kwamen dan erin gingen.
De relatie met de familie is kapot.
Misschien hebben sommige behandelaars iets te weinig hun gezonde wantrouwen
aangewend als patiënten de afgelopen jaren kwamen met juist verhalen
over ritueel misbruik'', zegt Draijer.
Ze signaleert zelf een ander probleem. ,,Het is én-én.
Er zijn mensen die echt vreselijke dingen hebben meegemaakt en pas later
weer herinneringen krijgen. En er zijn mensen die de boel bij elkaar
verzinnen. Zij zijn het grootste risico in de therapiepraktijk. Ze doen
dat omdat ze met gruwelijke verhalen over seksueel misbruik aandacht
kunnen genereren. Daar moet een behandelaar alert op zijn. Die patiënten
moeten gestopt worden. Maar het feit dat sommige patiënten dingen
verzinnen om daarmee aandacht te verwerven, betekent nog niet dat er
geen ingrijpend misbruik zou voorkomen, zoals wel eens beweerd wordt
over ritueel misbruik.''
De psychologe is bezig die groep simulanten op te sporen, samen met
collega-onderzoeker Suzette Boon. Zij hebben al 36 'nagebootste' patiënten
gevonden, die in behandeling waren bij diverse therapeuten. Deze patiënten
simuleerden dat ze een zogenaamde dissociatieve identiteits stoornis
(DIS) hadden, voorheen ook wel bekend als 'meervoudige persoonlijkheidsstoornis'
(MPS). De geheugenstoornis was volgens hun behandelaars het gevolg van
seksueel misbruik. Oftewel: ze wisten niets meer van het misbruik, juist
omdat ze waren misbruikt. Volgens Draijer is de groep met ingebeelde
DIS met de juiste diagnostiek vrij goed te herkennen.
Het onderzoek is opmerkelijk. Tien jaar geleden gold collega-onderzoeker
Suzette Boon juist als de belangrijkste 'ontdekker' van de MPS-diagnose.
Begin jaren negentig was er een hele hype rond MPS en ritueel misbruik
-veel vrouwen met een MPS-diagnose kwamen met verhalen dat een internationaal
opererende satanische sekte baby's bij hen had verwekt, geaborteerd
en opgegeten. Ze waren daar achter gekomen door flarden van herinneringen.
Een droom van een rood gordijn kon duiden op een orgie, vreemde sensaties
bij het handenwassen konden duiden op vroegere deelname aan bloedrituelen.
Psychiater Olga Heijtmajer had destijds een drukbezochte therapiepraktijk.
De meeste van haar patiënten hadden voorafgaand aan de behandeling
'nog geen woorden' voor de oorzaak van hun algehele, grote malaise.
Sommigen hadden wel een verhaal over 'gewoon' misbruik door een vader
of andere familielid. Vaak ontdekte Heijtmajer dat er veel meer was
gebeurd: georganiseerd, ritueel misbruik door grote aantallen daders.
Ze vertelde daar toen over in Trouw.
Ook tien jaar later heeft ze nog geen spoor van twijfel over de betrouwbaarheid
van herinneringen die pas in therapie bovenkomen. Ze behandelt nog steeds
DIS-patiënten, onder wie een vrouw die al veertien jaar in therapie
is en van wie Heijtmajer vermoedt dat zij chronisch is misbruikt. Daarnaast
werkt ze tegenwoordig als kinderpsychiater in Ede.
Juridisch ben ik het er wel mee eens dat je als behandelaar niet kunt
beoordelen wat echt of onecht is aan een opkomende herinnering, zoals
de Gezondheidsraad nu zegt. Maar menselijk is er voor mij vaak geen
twijfel. Ik zie chronisch getraumatiseerde patiënten, met klachten
die té erg zijn voor een gewoon trauma. En steeds weer komen
juist zij bij bepaalde onderwerpen, zonder dat zelf te willen. Herinneringen
aan camera's, merkwaardige ziekenhuissituaties, handen die hen vasthielden.
Ik heb patiëntes die steeds weer bepaalde dromen of flitsen hebben.
Bijna altijd zijn het signalen van georganiseerd misbruik. Het zijn
verhalen die wereldwijd steeds hetzelfde zijn, dat vind ik ook opvallend.
Die puzzelstukjes zijn voor mij zo overtuigend. Maar ik ga het niet
tegen hen zeggen; dan zou ik suggestief bezig zijn.'' Heijtmajer werkt
vooral met tekeningen als diagnostisch hulpmiddel. Bijna al haar patiënten
hebben DIS, wat betekent dat hun herinneringen incoherent zijn opgeslagen.
Aan het misbruik zelf hebben ze dus geen complete herinneringen. ,,Maar
aan hun tekeningen haal ik deze groep slachtoffers er zo uit'', zegt
Heijtmajer.
De Edese psychiater kan niet verklaren dat er recent vrouwen als 'spijtoptant'
naar buiten zijn getreden. Uit haar eigen praktijk kent ze alleen het
voorbeeld van een vrouw die opeens per se wilde ontkennen dat ze DIS
had. ,,Misschien hebben ze een slechte therapeut gehad. Ik weet wel
dat mijn eigen patiënten er overstuur van zijn dat deze vrouwen
nu in de media vertellen dat het misbruik hen is aangepraat door hun
therapeut. Patiënten voelen weer dat ze niet worden geloofd. Ze
gaan zich opsluiten in zwijgen, dat is het gevolg.''
De vrouwen die haar hulp zoeken, kunnen juist nergens anders terecht,
beweert Heijtmajer. ,,De riaggs kunnen deze chronisch getraumatiseerde
mensen niet helpen. Ze hebben teveel klachten tegelijk. Riaggs willen
zich liever niet branden aan de diagnose DIS, ook vrijgevestigde reguliere
therapeuten beginnen er niet meer aan. Het gaat weer ondergronds.''
Behandelaars, de kwakzalvers uitgezonderd, zijn niet onzorgvuldig te
werk gegaan, vindt Heijtmajer. Dat er midden jaren negentig een tijdelijk
piek was in het aantal aangiftes en meldingen zegt niets, redeneert
zij. ,,Het was geen hype. Het was juist een periode dat behandelaars
zich toenemend bewust waren dat er heel ernstige vormen van seksueel
misbruik bestaan op de wereld. Helaas is dat weer minder geworden.''
Rechtszaken bleven uit Het
is niet bekend hoe vaak volwassen personen -meestal vrouwen- voor
het eerst in therapie herinneringen kregen aan seksueel misbruik
in hun jeugd. Midden jaren negentig was er een periode dat de
politie jaarlijks zo'n dertig aangiftes binnenkreeg van misbruik
na hervonden herinneringen. De laatste jaren is dat aantal sterk
gedaald.
Geen van die aangiftes leidde tot een strafrechtelijke
veroordeling, hoewel de politie veel werk stak in het onderzoek.
De kwaliteit van het politie-onderzoek liet echter vaak te wensen
over, en hulpverleners hadden soms kritiekloos suggestieve technieken
gebruikt.
Sinds 1999 eist het Openbaar Ministerie dat de
politie een aangifte waarin hervonden herinneringen een rol spelen,
eerst ter beoordeling voorlegt aan een speciale 'Expertisegroep
bijzondere zedenzaken.' Van de 26 aangiftes die de experts in
bijvoorbeeld het jaar 2000 beoordeelden, waren er 8 afkomstig
van slachtoffers die in therapie weer herinneringen hadden gekregen.
Ook civiele procedures strandden, veelal door
gebrek aan bewijs. Eén keer is een dader veroordeeld tot
het betalen van schadevergoeding in een zaak die was gebaseerd
op hervonden herinneringen.
Beschuldigde ouders stapten zelf ook naar de
rechter. In 2002 veroordeelde de rechtbank in Arnhem een maatschappelijk
werker die zich had uitgegeven voor therapeut tot het betalen
van 9000 euro aan de ouders van een vrouw die haar ouders na 'therapie'
had beschuldigd van gedwongen abortussen en rituele babymoorden.
De door ouders opgerichte Werkgroep Fictieve
Herinneringen zegt dat meer dan driehonderd families zich de afgelopen
jaren bij de WFH hebben gemeld omdat ze zijn beschuldigd van seksueel
misbruik, vaak na hervonden herinneringen. Tweederde van de klachten
gaat over reguliere, gediplomeerde behandelaars, zegt de WFH.
In tien families heeft de dochter de beschuldigingen
later herroepen. Vier vrouwen hebben zich bij de vereniging gemeld
met het verhaal dat hun therapeut hen niet-bestaande herinneringen
heeft aangepraat. Een vrouw zegt dat zij daardoor zo ontregelde,
dat ze in de wao raakte.
|
Overgenomen uit Trouw, 17 februari 2004