Slagvaardige zielszorg tegen mishandeling

A. van Dantzig - Referentie: AMC Magazine, 6 juni, 2000

 

Psychiater A. van Dantzig geeft in zijn meest recente essaybundel blijk van een onverminderde strijdbaarheid. Mensen onder elkaar laat zich lezen als een kruistocht tegen onze huidige, beperkte opvatting van geestelijke gezondheidszorg. Een opvatting met ronduit barbaarse gevolgen, zoals de ruim verspreide kindermishandeling. ‘Amnesty International heeft voor minder wereldwijde acties ontketend.’

De term aristocratisch dringt zich onweerstaanbaar op. Gebruind gezicht onder grijswit haar, vrij lang postuur, zeer verzorgde kleding. De zenuwarts mag dan een fractie brozer ogen dan op de foto die de achterpagina van zijn meest recente publicatie siert, de geest vertoont nog niet het minste spoor van verval. Van Dantzig, negenenzeventig jaar inmiddels, denkt en formuleert ongewoon helder, achteloos leunend op een eruditie waar hij niet alleen binnen zijn leeftijdsgroep om benijd zal worden. Onverminderd is ook de gedrevenheid waarmee hij de gebreken van de geestelijke gezondheidszorg te lijf gaat. Zijn jongste bundel Mensen onder elkaar bestrijkt thema’s die reiken van Simon Vestdijk tot de zin van het leven. Maar het zwaartepunt ligt bij een ongerijmdheid waarover Van Dantzig zijn verontwaardiging moeilijk de baas kan: de overvloed van psychische aandoeningen in onze samenleving en de vanzelfsprekendheid waarmee het merendeel daarvan onbehandeld blijft. Er wordt met twee maten gemeten, betoogt de emeritus hoogleraar, die tot 1983 de polikliniek Psychiatrie van het AMC bestierde. Wat de overheid aanbiedt ter bevordering van onze lichamelijke gezondheid - van hielprikken en consultatiebureaus tot anti-rookcampagnes en de Schijf van Vijf – staat in geen enkele verhouding tot de aandacht voor ons psychisch welbevinden.

PIJNLIJK ‘Dat zijn we inmiddels zo gewend, maar het is een relatief nieuw verschijnsel’, verklaart Van Dantzig aan de keukentafel van zijn ruime flatwoning in Amsterdam Zuid. ‘Tot diep in de jaren vijftig bestond er een fijnvertakt systeem van geestelijke gezondheidszorg als onderdeel van wat ik in mijn boek de ‘eerstelijnszielszorg’ heb genoemd. De pastoor en de dominee waren direct betrokken bij het geestelijk welzijn van het individu. Niet dat die voorziening in alle opzichten ideaal was, maar dat is weer een ander verhaal.’ Met de secularisatie en de vernieuwing binnen de kerken viel er volgens Van Dantzig een gat waarvan de opvulling tot de huidige dag is uitgebleven. De gevolgen kwamen pijnlijk aan het licht in de jaren zeventig, toen de overheid besloot psychotherapie voortaan uit de gemeenschapsmiddelen te bekostigen. Vrijwel onmiddellijk meldde zich een zo grote stroom hulpzoekenden, dat in allerijl werd besloten tot de instelling van Riaggs, die strikt gelimiteerde budgetten kregen toebedeeld. Van Dantzig: ‘Sindsdien kent de geestelijke gezondheidzorg het soort tweedeling waartegen we in de lichamelijke zorg acuut te hoop zouden lopen. Verzekerd van psychotherapeutische hulp is alleen wie een direct gevaar voor zichzelf of zijn omgeving vormt, of er zelf voor kan betalen. De anderen moeten maar afwachten wat er voor ze overschiet.' Aan de waarachtigheid van de vermeende psychische nood twijfelt hij geen moment. 'Ik heb in de tientallen jaren dat ik in de ambulante geestelijke gezondheidszorg werk duizenden mensen gezien die hulp vroegen’, schrijft hij in Mensen onder elkaar. ‘Nooit, ik herhaal: nooit was daar iemand bij wiens klachten hoorden tot de levensproblemen die in de vriendschappelijke sfeer kunnen worden opgelost.' Dat die nood niettemin zo lang onzichtbaar is gebleven, wijt de psychiater vooral aan de schaamte van de betrokkenen. Eeuwenlang is verondersteld dat geestelijk welzijn onder het regime van de vrije wil valt. In een samenleving die gestempeld is door kapitalisme en liberaal marktdenken doet zo'n postulaat het trouwens nog steeds goed. En wie zijn problemen uiteindelijk aan zichzelf te wijten heeft, zal er niet mee te koop lopen. Maar voor het concept van een vrije wil geeft hij persoonlijk geen stuiver. Dat is uitgevonden om mensen schuldig te kunnen verklaren: een diepgewortelde neiging die al in het paradijsverhaal opduikt. Van Dantzig: ‘Toen Eva van de appel at, tegen het Goddelijk gebod in, werd ze direct gebrandmerkt. De mogelijkheid dat ze onvolmaakt geschapen was, dat het Opperwezen haar overvroeg, komt niet aan de orde. Het christendom is door de eeuwen heen ook nooit bijzonder geïnteresseerd geweest in structurele, maatschappelijke oorzaken van individuele narigheid. Als iemand schuldig is, ben je ontslagen van de plicht naar oorzaken te zoeken. Maar als het erom gaat menselijk gedrag te begrijpen, is determinisme een oneindig vruchtbaarder benadering dan het uitgangspunt van een vrije wil.'

VERMOORD De gevolgen van het hiaat in de geestelijke gezondheidszorg blijven niet beperkt tot een overstelpende hoeveelheid pyschisch lijden, meent de psychiater. Er is een directe samenhang met aanwijsbaar excessen als zinloos straatgeweld en kindermishandeling. In zijn bundel stelt hij vast dat een belangrijk deel van de criminaliteit en gewelddadigheid optreedt bij mensen die een onveilige jeugd hebben gehad ('Al moet u ook de rol van alcohol niet uitvlakken - een veel groter probleem dan drugs’), zonder personen om te vertrouwen en zich aan te hechten. Met nadruk spreekt Van Dantzig daarbij zijn verontrusting uit over de stilte waarmee de wijd verbreide praktijk van kindermishandeling is omgeven. 'Binnen de Nederlandse gezinnen worden jaarlijks tachtigduizend kinderen ernstig mishandeld en tachtig gedood', zegt hij. ‘Dat zijn algemeen geaccepteerde cijfers, ze worden ook door overheidsinstanties gehanteerd. Tachtig dode kinderen per jaar! En als er één jongen zonder aanleiding op straat wordt vermoord, is het hele land in rep en roer.’ Die selectieve verontwaardiging – ‘Amnesty International heeft voor minder wereldwijde acties ontketend' – verklaart hij in de eerste plaats uit de omstandigheid dat zinloos geweld ieder van ons kan overkomen. Kindermishandeling treft alleen anderen. Maar ook onze ambivalente natuur is er debet aan. ‘De mens is een groepsdier, maar hij wil ook zijn eigen zin doen. Daar hebben we thuis de meeste gelegenheid voor. Vandaar dat de privéruimte angstvallig dient te worden afgeschermd voor elke bemoeienis van buitenaf.’ Van Dantzig respecteert die huiver, maar is er ook van overtuigd dat we er te ver in zijn gegaan. ‘Als er een besmettelijke ziekte uitbreekt, vindt iedereen het vanzelfsprekend om zich te laten onderzoeken en zelfs te laten vaccineren. Maar je hoort niemand zeggen: er worden in dit land tienduizenden kinderen gemarteld, dat is inacceptabel, ik stel mijn huis open voor inspectie. En toch moeten we die toegang op de een of andere manier zien te verkrijgen.' Met het uit huis plaatsen van de mishandelaars, zoals minister Korthals recentelijk bepleitte, wordt het paard toch nog achter de wagen gespannen. Beduidend meer vertrouwen heeft de psychiater in het aanbieden van structurele ondersteuning bij de opvoeding, een remedie die eerder is voorgesteld door deskundigen als de Amsterdamse Pedagogiek-hoogleraar Baartman en de Maastrichtse jurist Willems. Zulke opvoedingshulp zou op z’n minst beschikbaar moeten zijn voor ouders die hun kind in 'moeilijke omstandigheden' krijgen. ‘Niet als bevoogding, maar als een handreiking - vergelijkbaar met de manier waarop consultatiebureaus en huisartsen de lichamelijke gezondheid bevorderen.’

INDOCTRINATIE Evenmin als die lichamelijke zorg, benadrukt hij in zijn boek, zou de geestelijke gezondheidzorg zich moeten beperken tot de preventie van scheefgroei en excessen. Ze moet ook de voorwaarden aanreiken voor een gezonde geestelijke ontwikkeling. In dat verband signaleert de emeritus een merkwaardig verschijnsel: overal krijgen kinderen van jongsaf aan de normen, waarden en regels ingeprent van de staatsvorm waarin ze opgroeien, behalve in de democratie. Een riskante nalatigheid, meent hij. 'Mensen streven hun eigen belang na, voor zover ze daarin niet worden belemmerd door omgangsregels die al in de vroege jeugd zijn geïnternaliseerd. Mijn vermoeden is dat we zo'n lange kindertijd hebben om ons die regels eigen te maken. Zonder zulke vormen van indoctrinatie valt de samenleving uit elkaar, dan raakt de samenhang ondermijnd. Bij een democratie weegt dat misschien nog wel zwaarder dan bij andere staatsvormen, omdat democratieën door het ontbreken van een gedeelde ideologie toch al tot fragmentatie neigen.' Maar wordt er op de tegenwoordige basisscholen dan niet van alles georganiseerd om kinderen respectvol met elkaar te leren omgaan! 'Er gebeurt natuurlijk wel het een en ander, in de vorm van kringgesprekken en dergelijke', erkent hij onmiddellijk. 'Maar het blijft bij locale initiatieven. Ik vind onze staatsvorm waardevol genoeg om nauwkeurig te gaan welke kennis en vaardigheden er nodig zijn voor de instandhouding ervan. Een kleine catechismus van de democratie, met vragen en antwoorden die voor iedere schoolverlater gesneden koek zijn, dat is helemaal niet zo'n gekke gedachte.'

KONINGIN In Van Dantzigs visie heeft een gezonde samenleving nog tenminste één andere peiler nodig. De handhaving van basale democratische waarden als wederzijdse bijstand en respect voor elkaar vereist bovenal een geloofwaardige, goed zichtbare overheid. Want naast groepsdieren zijn mensen vooral hiërarchische dieren. 'De behoefte aan verticale ordening is bij ieder van ons ingebakken. Je hoeft er het eerste het beste damesblad maar op na te slaan: ze puilen allemaal uit van de mensen die hoog in de piramide staan. Niemand is daar ongevoelig voor. Het meest duidelijk merkte ik dat zelf een aantal jaren geleden, toen ik aan de koningin werd voorgesteld. Tot mijn eigen verbazing werd ik opeens verlegen.' Met het oog op die geloofwaardigheid zijn halfhartige overheidsmaatregelen uit den boze, oordeelt hij. Een zinledig recht op psychotherapie is even fnuikend als een maximumsnelheid die nauwelijks wordt gecontroleerd. In dat perspectief valt er voor de overheid inmiddels een aardige dosis wetgeving te snoeien, respectievelijk te stutten. Maar wat diezelfde overheid vóór alles zou moeten aanpakken, Van Dantzig kan het niet genoeg beklemtonen, is het probleem van de kindermishandeling - met voorsprong de meest beschamende kant van onze hedendaagse samenleving. 'Zonder een flinke maatschappelijke lobby krijgen we de politiek nooit zo ver dat er serieus over preventie gesproken wordt, dat realiseer ik me wel. Gelukkig zijn er signalen die in de goede richting wijzen. Zoals de recente oprichting van de Nederlandse tak van Defence for Children International, een organisatie met een grote deskundigheid en gedrevenheid.’ Licht beschroomd: ‘Ik ben er een beetje trots op dat het initiatief daarvoor is genomen door iemand die een lezing van mij had bijgewoond.’

A. van Dantzig, ‘Mensen onder elkaar. Essays over geestelijke gezondheidszorg’, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2000.

 

RAAK-manifest kindvriendelijke samenleving en aanpak kindermishandeling

(media-versie 19-9-2000)

1. Kinderrechten in Grondwet en wet, voorlichting over kinderrechten

  1. Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (New York, 20 november 1989) dient te worden verankerd in de Nederlandse Grondwet en te worden uitgewerkt in de wet.
  2. De daaruit voortvloeiende rechten moeten voor en door kinderen afdwingbaar zijn.
  3. Voorlichting omtrent kinderrechten moet krachtig ter hand worden genomen.

2. Schouders onder ouders: de drie O's (Opvoedgeld, Opvoedinformatie, Opvoedhulp) Opvoedgeld

  1. Betaald ouderschapsverlof en opvoedgeld (kinderbijslag-plus) moeten beide ouders voldoende geld en tijd bieden om hun kinderen zo goed mogelijk op te voeden.
  2. Zowel ouderschapsverlof als opvoedgeld worden ingezet om een rechtvaardige verdeling van arbeid en zorg over mannen en vrouwen te bewerkstelligen.
  3. Opvoedinformatie. De veilige hechting en de gezonde gevoelsontwikkeling van kinderen is van groot belang voor hun opgroeien tot stabiele volwassenen. Voor aanstaande en prille ouders moeten de bestaande voorzieningen (zwangerschapsbegeleiding, kraamzorg, consultatiebureaus, crèches, peuterspeelzalen) worden aangevuld met informatie-afspraken en advies-spreekuren omtrent de psychologische ontwikkeling van kinderen.
  4. Door middel van huisbezoeken door verpleegkundigen leggen de consultatiebureaus al vóór de geboorte contact met de aanstaande ouders.
  5. Opvoedhulp. Voor alle ouders is vóór, rond en na de geboorte opvoedhulp beschikbaar. Opvoedhulp is gericht op de veilige hechting en gezonde gevoelsontwikkeling van het jonge kind en - zo nodig - op de verwerking van kinderleed, jeugd? of andere trauma's van de opvoeders zelf.
  6. De consultatiebureaus (en andere instellingen) verschaffen informatie en verwijzen zo nodig door naar de Bureaus Jeugdzorg voor hulp, begeleiding en/of therapie.

3. Jeugdzorg, uithuisbegeleiding, pleegzorg, omgangsbemiddeling, hoorrecht

  1. Kinderen en opvoeders hebben recht op (jeugd)zorg als de ontwikkeling van het kind wordt bedreigd.
  2. Ouders van wie de kinderen (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen, krijgen extra begeleiding.
  3. Pleeggezinnen worden zorgvuldig geselecteerd, voorbereid en begeleid.
  4. Er komen omgangshuizen en gratis (scheidings? en) omgangsbemiddeling voor ouders die uit elkaar gaan. Zonder omgangsregeling kan geen echtscheiding worden uitgesproken.
  5. Kinderen worden bij deze en andere hen direct rakende aangelegenheden vanaf zo jong mogelijke leeftijd gehoord.

4. Beter betaalde en opgeleide beroepsbeoefenaren, opvangvoorzieningen, (bij)scholing

  1. De opleiding en de betaling van degenen die professioneel met kinderen werken, moeten worden verbeterd en hun aantal moet worden verhoogd. Dit moet een eind maken aan onaanvaardbare wachtlijsten, te hoge caseloads, te weinig begeleiding in kindertehuizen en te grote klassen.
  2. Het pedagogisch gehalte van alle opvangvoorzieningen wordt gewaarborgd.
  3. In alle opleidingen van degenen die professioneel met kinderen en/of opvoeders te maken krijgen, moet afdoende aandacht worden besteed aan signalen, oorzaken en gevolgen van kindermishandeling.

5. Scholen: sociaal-emotionele en democratische vorming, weerbaarheid

  1. Scholen moeten systematisch en structureel aandacht besteden aan de sociale, emotionele, seksuele en democratische ontwikkeling van hun leerlingen.
  2. Op scholen dient structureel aandacht te worden besteed aan de weerbaarheid van kinderen, zodat zij zowel tegen eventuele seksuele bejegening als tegen pestgedrag gewapend zijn.

6. Participatie, sociale plichten, sport en spel

  1. Kinderen hebben recht op participatie en eigen verantwoordelijkheden in gezin, school, wijk en gemeente. Jongeren vanaf 16 jaar hebben recht op sociale plichten.
  2. Kinderen hebben recht op voldoende en veilige gelegenheden voor spel, sport en recreatie.

7. Geweld de wereld uit - om te beginnen uit het gezin! Publiekscampagnes over opvoeden zonder geweld

  1. Kinderen hebben er recht op in een veilige omgeving op te groeien. Thuis, straat, school, club en instelling moeten vrij zijn van alle vormen van agressie, (media?)geweld en (seksueel) misbruik. Gewelddadige video? en computerspelletjes worden verboden.
  2. Elke vorm van geweld in de opvoeding van kinderen is ontoelaatbaar.
  3. Ouders mogen hun kinderen nooit slaan. Dit moet net als in Zweden en andere landen in het familierecht worden vastgelegd.
  4. Er komen doorlopende en intensieve publiekscampagnes over goede manieren om kinderen zonder geweld te disciplineren.

8. Melden van kindermishandeling, publiekscampagnes over kindermishandeling/AMK's

  1. Alle volwassenen (en jongeren vanaf 16 jaar) hebben de plicht kindermishandeling te melden.
  2. Voor iedereen die beroepsmatig met kinderen te maken heeft, komen er meldcodes of desnoods (voor nalatige beroepsgroepen) een wettelijke meldplicht.
  3. Er dienen doorlopend publiekscampagnes te zijn over kindermishandeling en alle andere vormen van bejegening door volwassenen die schadelijk zijn voor de gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.
  4. Deze campagnes geven informatie en uitleg over de advies? en meldfuncties van de AMK's (Advies? en Meldpunten Kindermishandeling).

9. Geen wachtlijsten, specialistische centra, privacy geen vrijbrief voor mishandeling

  1. Mishandelde kinderen krijgen voorrang bij hulp, ongeacht eventuele wachtlijsten in de jeugdhulpverlening. Er komen voldoende specialistische (diagnostische) centra.
  2. AMK's moeten voldoende zijn uitgerust om meldingen van kindermishandeling snel en doeltreffend te behandelen.
  3. Aanpak van kindermishandeling gaat vóór de privacy van ouders.

10. Investeringen, een minister en een integraal beleid voor kinderen en opvoeders

  1. Er dient een krachtige en structurele investering in het jeugdbeleid gedaan te worden, om te beginnen ter uitbreiding van de voorzieningen op en achter de consultatiebureaus en ter verruiming van zorgtijd en zorggeld voor ouders ("de drie O's").
  2. De Nederlandse overheid heeft de plicht om alles te doen wat in haar vermogen ligt om kindermishandeling uit te bannen. Ook daar zijn extra investeringen voor nodig. Een investering in de aanpak van kindermishandeling zal op andere terreinen zijn rendement opleveren.
  3. Er moet een aparte minister komen die alle maatregelen omtrent opvoeding, hulp, opvang, bescherming en zorg voor kinderen en hun ouders coördineert en integreert.
  4. Overheidsmaatregelen moeten worden getoetst op effecten voor kinderen en opvoeders.

Reflectie - en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling R A A K
prof. dr. A. van Dantzig (voorzitter)
drs. C. Tromp (vice-voorzitter)
Th. Heyman (secretaris-penningmeester)
mr. S. Meuwese
mr. dr. J. Willems

Secretariaat:
Defence for Children International Nederland
Postbus 75297
1070 AG Amsterdam
tel 020 - 420 37 71, fax 020 - 420 38 32
e-mail dcinl@wxs.nl
website www.defenceforchildren.nl